Examenvrees

Examenvrees

 

 

 

 

 

Het is de eerste maal dat ze op dit deel van de rivier varen sinds ze beide het zogenaamde “streckepatent” gehaald hebben. Dagen van studeren waren er aan vooraf gegaan. Herhalen en nog eens herhalen. Tot ze eindelijk zenuwachtig in het bedompte lokaal van de zeevaartschool te Antwerpen zaten en getest werden op hun kennis. Er volgden weken van gespannen op de uitslag wachten. Was de examen commissie tevreden of moest er een nieuwe poging ondernomen worden? Nagels werden kort gekloven en haren uit het hoofd gerukt. Eindelijk viel de envelop met de uitslag op de deurmat. Trillend van de zenuwen werd de envelop onhandig open gescheurd. Daarbij werd de ingesloten brief ernstig beschadigd. Het was nog een heel gepuzzel tot ze weer een leesbaar geheel hadden. Ze hadden eindelijk de uitslag voor zich. De verlossende woorden dansten voor hun ogen. Beiden hadden het examen met goed gevolg afgelegd.

Dus toen er een reis werd aangeboden waarvoor dit deel van de rivier bevaren moest worden besloten ze snel die aan te nemen. Ondanks de lage vrachtprijs en de te verwachten tegenstroom. Aanvankelijk begon een van hen te goochelen met het kostprijsreken-programma. Ondanks verwoede pogingen lukte het niet om het tot een winstgevende reis om te buigen. Maakte niet uit. Ze hadden het papiertje nu eenmaal, dus moest dat ook maar eens benut worden. Al snel werd er geladen en daar gingen ze. De derde middag kwamen ze op het bewuste rivier gedeelte. Annie hield het roer en Joop scharrelde in de keuken. Over een paar uur gingen ze vastmaken en dan kon er gegeten worden. Om het behalen van de papieren nog maar eens extra te vieren zou er een feestmaal op tafel verschijnen. Laat Joop maar schuiven, dat kwam prima voor elkaar.

‘Joop, kun je even komen kijken. Ik weet het niet. Maar die witte vlek daar vooruit, zou dat een mistbank kunnen zijn’. ‘Tja, misschien. Laten we de radar voor de zekerheid maar vast bijzetten. Per slot heb ik niet voor niks mijn radar papieren gehaald’.

De dag na het behalen van het “streckepatent” had Joop ook nog even examen gedaan voor zijn radarpatent. Dat kon ook in Antwerpen nu ze er toch waren. Het had er nog even om gespannen. Op de dag van het examen leek het te gaan misten. Maar gelukkig klaarde het snel op, anders had het examen niet door kunnen gaan.

De motor klopte gestaag en het landschap schoof traag voorbij. De radar antenne draaide zijn rondjes en Annie zakte weer achteruit in de stuurstoel terwijl Joop verder rommelde in de keuken. Nog een paar uurtjes, dan zat de vaardag er weer op.

Toch nog onverwacht verdween de omgeving in een witte waas. Dat was niet zo heel erg. Annie had haar radar papieren weliswaar niet, op radar varen was voor haar niet nieuw meer. Wat meer gespannen dan het varen bij goed zicht voer ze onverstoorbaar verder. De oevers waren duidelijk op het radarscherm zichtbaar. Net als de tegenliggers en oplopers. Het was evengoed toch opletten geblazen al was het niet druk op de rivier.

‘Joop kun je even komen kijken?’ ‘Wat nu weer, Annie je vaart toch niet voor het eerst in de mist’. ‘Nee dat niet, maar weet jij wat dat cirkeltje boven in beeld is?’ ‘Cirkeltje? Dat kan niet. Zet je bril op, het zal wel een stip zijn’. ‘Nee kijk nou, het is echt een cirkel’. Joop klom naar de stuurhut en keek naar het radarscherm. ‘Vreemd, zeker een storing in het apparaat,’ mompelde hij. ‘Schuif maar even op dan zal ik effen wat aan de instelling rommelen’. Maar wat Joop ook probeerde de cirkel kroop langzaam richting het midden van het scherm. Dat niet alleen, hij werd gestaag groter.

‘Joop we moeten van koers veranderen. We weten niet wat het is. Maar het moet wat zijn en als we zo doorgaan varen we er boven op’. ‘Onzin, cirkelvormige echo’s bestaan niet, Annie, dus kan het niets zijn. Trouwens waar moeten we naar toe uitwijken. Er komt een grote tegenligger aan en achter ons zit een flinke oploper’. ‘Ga dan wat dichter naar de oever’. ‘Kan niet, Annie, dan lopen we geheid omhoog’. ‘Verdomme, Joop, doe iets!’

De cirkel werd groter en groter en ze waren de rand op een paar honderd meter genaderd. Joop begon met gas terug te nemen. Hij was van plan om de tegen ligger en oploper te laten passeren en daarna naar bakboord uit te wijken. De GPS gaf duidelijk aan dat hun snelheid flink afnam, maar de cirkel bleef gestaag naderen. ‘Zie je nou wel, Annie, het moet een storing in het apparaat zijn. Anders is dit onmogelijk.’ De oploper schoof voorbij en het zekere voor het onzekere nemend stuurde Joop naar het midden van de rivier. Ook dat hielp niets. De cirkel bleef met de zelfde snelheid naderen en ook recht op hen afkomen. ‘Jezus, Joop, dat gaat niet goed zo!’ ‘Wat moet ik dan?’ ‘Ja hoor eens, jij hebt je radar papieren ik niet. Dus jij moet weten wat dit is’. ‘Ik heb geen flauw idee, misschien kun je beter voorop gaan kijken, dan kun je, als we dicht genoeg bij zijn, zien wat het is’.

Annie schoot naar buiten en rende naar het voorschip. Onderwijl nam Joop helemaal gas terug en schakelde in de achteruit. Niets leek te helpen de cirkel bleef naderen. Hij besloot om dan maar achteruit te varen. Als die cirkel op het scherm echt iets was ging dat een flinke klap geven als ze die raakten. ‘Zie je al iets, Annie,’ riep Joop via de intercom naar voren. ‘Niets, Joop, hoe ver zijn we er nu vanaf’. ‘Vijfentwintig meter en hij komt nog steeds dichterbij’. Achteruitvaren kon ook niet langer, ze raakten dwars op de stroom, nog even en ze liepen met de kont in de oever. Vlug voer Joop naar het midden van de rivier. ‘Draaien, vlug draaien,’ gilde Annie op het voordek. Kennelijk was de mist minder dik geworden en zag ze iets waar ze op afvoeren. Met de motor op maximaal en de stroom mee liep het schip al snel met een flinke gang over de grond. Maar de cirkel bleef naderen, volgde hen met grotere snelheid dan ze voeren. Nu wist hij zeker dat het niets anders dan een valse echo was. Hij nam gas terug en begon de kop stroom opwaarts te draaien. Intussen riep hij Annie door de intercom. ‘Het is niks kom maar weer naar achteren’. Precies op dat moment schoof de cirkelrand over het middelpunt van het radarscherm. Een siddering ging door het schip en hij hoorde een ijselijke gil van Annie.

Ineens werd alles om hem heen zachtroze. Het motor geluid vervaagde en het roer voelde zacht in zijn hand. Alles om hem heen werd als van watten, zacht en ongrijpbaar. Boven zijn hoofd zag hij vaag een ronde vorm. Een melodietje tingelde zachtjes, steeds het zelfde stukje. Zachter en zachter. Langzaam zakten zijn oogleden en kwam er een diepe, warme slaap over hem. Alles was roze en zacht. Warm en behaaglijk stil.

 

‘Joop, verdomme, kom nou eens boven, we moeten vast maken!’ Met een schok kwam Joop overeind. De pan op het gas rookte. De rijst stond te verbranden, de kip lag tussen de poten van de hond. Althans wat er van over was. Joop schudde zijn hoofd in een poging helder te worden en klom het trappetje naar de stuurhut op.